Familie Bleijs - Bleys - Blijs

Bleijs in de 14e eeuw
De twee oudste historische vermeldingen van Bleys komen we tegen in de veertiende eeuw, zowel in Zuid Frankrijk als in Nederland. In beide gevallen gaat het om ontginningsgebieden, namelijk de Kempen in het hertogdom Brabant, en de Rouergue - ongeveer het huidige departement Aveyron - in de graafschap Toulouse.
In de dertiende en veertiende eeuw zijn er twee belangrijke ontwikkelingen gaande:
- de ontwikkeling van de handelseconomie en de groei van de steden, en de daarmee gepaard gaande ontginning van woeste gronden
- het verval van het oude feodale stelsel en de ontwikkeling van Frankrijk als nationale staat
Met een beetje fantasie kun je in die twee ontwikkelingen een verbinding zien tussen Bleys in de Kempen en in de Rouergue.
De groei van de steden en de ontginning van de woeste gronden
Als gevolg van de kruistochten ontwikkelde zich in West Europa de handelseconomie. De economie groeide en steden ontstonden rondom permanente markten. Om de bevolking van deze steden te voeden namen de vorsten de ontginning van woeste gronden ter hand. Om arbeiders hiernaartoe te lokken werden vrijsteden gesticht, waar de bewoners niet meer onderhorig waren aan de adel. Een voorbeeld van zo'n vrijstad is Cordes in het departement Tarn, gesticht in 1222 door graaf Raymond VII van Toulouse. In het gebied rond Cordes vinden we ook Labarthe Bleys, waarvan de oudste vermelding overigens pas uit 1598 stamt.
In de Nederlanden was Brabant het eerste gewest waar de standen invloed uitoefenen op het landsbestuur, toegestaan door hertog Jan II in 1312 bij het Charter van Kortenberg. Ook in Brabant werden woeste gronden ter ontginning uitgegeven. In 1340 vinden we in het cijnsboek van de hertog van Brabant voor de Meijerij van 's Hertogenbosch, in het gebied van Eersel, Arnoldus Bleys. Het gaat hier om cijns voor de uitgifte van grond in de Kempen.
Het verval van het oude feodale stelsel
De groei van de steden en de daaruit voortvloeiende belastinginkomsten maakten de hoge adel onafhankelijker van hun leenheer. Daarom voerde de Franse koning op drie fronten oorlog met zijn leenmannen:
- In het zuiden ... met de graven van Toulouse om de Languedoc en de doorgang naar de Middellandse zee
- In het noorden ... met de graven van Vlaanderen om de heerschapij en de doorgang naar de Noordzee
- In het westen ... met de koningen van Engeland om de westelijke provincies van Frankrijk en de doorgang naar de Atlantische Oceaan.
De Katharenoorlogen en de strijd om de Languedoc
In het zuiden aasde de Franse koning op het bezit van de Languedoc. Bovendien waren de noordelijke Franken nogal afgunstig op de meer ontwikkelde Occitaanse cultuur. De graven van Toulouse waren echter betrokken bij de Katharenbeweging, een afwijkende, meer dualistische dan Christelijke godsdienst, die wereldlijk bezit afwees. Vanwege dit laatste trok de beweging veel aanhang in de door invallen van Moren en rovers, en door twisten van de adel en misdragingen van de geestelijkheid sterk verarmde en achtergebleven Provence en Languedoc. Hiertegen werd door de Kerk sterk geageerd, en voor de Franse koning Filips II (1180-1223) was het een mooie aanleiding om zijn macht in de Languedoc te vestigen.
Het resultaat was een bloedige Kruistocht tegen de Katharen, van 1209 tot 1229. In 1229 werd Raymond VII van Toulouse verslagen, en stond een deel van zijn gebied af aan de Franse koning Lodewijk IX de Heilige (1226-1270). De rest van zijn gebied kwam na zijn dood aan de Franse Kroon, doordat zijn dochter Johanna trouwde met de derde zoon van koning Lodewijk VIII (1223-1226), Alphonse de Poitiers. Vanaf 1271 was de Franse koning - Filips III (1270 - 1285) - graaf van Toulouse, in 1361 werd de Languedoc onder koning Jan de Goede (1350 - 1364) ingelijfd bij de Franse Kroondomeinen.
Ook de Rouergue, waar we in 1341 voor het eerst een vermelding van La Capelle Bleys vinden, en de Albigeois, waar Labarthe Bleys ligt, kwamen aldus in Franse handen.
De strijd om Vlaanderen
In het noorden bezette de Franse koning Filips IV, de Schone (1285-1314) in 1297 het graafschap Vlaanderen, in een poging om ook van dit leen een Franse provincie te maken. De steden, die bloeiden door de wolhandel met Engeland, verzetten zich echter. In 1302 versloegen de Vlaamse burgers het Franse ridderleger in de Guldensporenslag bij Kortrijk. Aan dit Franse ridderleger namen natuurlijk vele leenplichtige Franse heren deel, waaronder ook Jean Ratier III de Castelnau des Vaux, heer van Milhars; hij raakte dodelijk verwond bij Bergen (1304). Bron: Histoire sur Milhars (Tarn) aux confins de l'Albigeois, Rouergue et Quercy. Noot: in het gebied van Milhars ligt ook Labarthe Bleys.
Toen de Engelse koning Eduard I (1272-1307) echter zijn steun staakte moest Vlaanderen zich in 1305 alsnog onderwerpen. Toen in 1328 na Lodewijk X en Filips V echter ook de derde mannelijke zoon en troonopvolger van de Franse koning Filips IV, Karel IV kinderloos overleed, raakte Vlaanderen betrokken in het conflict tussen Engeland en Frankrijk. De Engelse koning Eduard III (1327-1377) meende meer recht op de Franse troon te hebben, dan koning Filips VI (1328-1350), de kleinzoon van Filips III (1270-1285). Eduard III probeerde daarvoor steun te krijgen van de anti-Franse volksbeweging in Vlaanderen.
De honderdjarige oorlog 1399 - 1453
In het westen had te Franse koning te maken met de Engelse koning, die deels leenman was van de Franse koning, maar deels ook zelfstandig koning. Hendrik II, achterkleinzoon van Willem de Veroveraar, werd koning van Engeland in 1154, nadat zijn moeder Matilde de usurpator Stephanus, zoon van graaf Stephanus van Blois op de knieën had gedwongen. Hij was koning van Engeland van 1154 tot 1189, en verkreeg naast de heerschappij over Engeland ook een aantal Franse kroonlenen: Normandië en Bretagne van zijn moeder; Anjou, Maine en Touraine van zijn vader en Aquitanië van zijn vrouw Eleonora. Samen met Engeland vormden zij het Angevijnse rijk.
In 1259 moest de Engelse koning Hendrik III (1216-1272) volledig afstand doen van Normandië, Maine en Anjou. Nu waren alleen nog Aquitanië en Gascogne, die grenzen aan het graafschap Toulouse, volledig Engels bezit. De opvolgers van Hendrik III zochten natuurlijk voortdurend mogelijkheden om hun Franse bezit weer terug te verkrijgen. Eduard III (1327-1377) zag zijn kans schoon toen de Franse koning Karel IV in 1328 kinderloos overleed. Volgens Engels recht zou Eduard III recht hebben op de troon, terwijl volgend Frankisch recht de kleinzoon van Filips III, Filips VI (1328-1350), dat recht had.
Na steun gezocht te hebben bij de anti-Franse beweging in Vlaanderen begon Eduard III in 1339 de Honderdjarige oorlog met een heel nieuw wapen: het volksleger van boeren met speciale lange bogen. Dit, tezamen met de Zwarte Dood, de vorming van Franse huurlegers die plunderden bij gebrek aan soldij, en interne troonstrijd in zowel Engeland als Frankrijk, maakte van de Honderdjarige
Oorlog een langdurige, ontwrichtende oorlog.
In 1341, toen de Honderdjarige Oorlog net was uitgebroken, werd in de Sénéchaussée of Drostschap van de Rouergue, en wellicht ook elders in Frankrijk, de grondslag voor belastingen vastgesteld. Hiertoe werden van alle parochies de aantallen haarden of gezinnen geïnventariseerd, en opgetekend in het Livre de l'Épervier, het sperwerboek. Hier vinden we ook de eerste vermelding van de parochie van de Capelle de Bleys.
Uiteindelijk wist Karel VII, koning van Frankrijk van 1422 tot 1461, met behulp van het volk en opkomende nationale gevoelens (Jeanne d'Arc), zich te handhaven en uiteindelijk zelfs in 1453 de Engelsen uit Frankrijk te verdrijven. Daarmee was de Franse nationale staat een feit.